Sprookjes volledig

Week 1 Roodkapje en de wolf

Er was eens een lief klein meisje. Ze woonde samen met haar moeder in een gezellig huis vlakbij het bos. Het meisje speelde heel vaak in het bos. Dan ging ze bloemen plukken of met de dieren spelen, konijntjes, of babyhertjes. Moeder zei altijd ‘Vergeet niet je rode mutsje op te zetten, het is koud in het bos!’ als het meisje naar buiten ging. Daarom noemde iedereen haar Roodkapje.

We maken een mooie rode muts voor Roodkapje

Nodig:

Print de afbeelding van Roodkapjes muts of teken hem na. Geef de kinderen stukjes rood papier. Het is ook leuk om allemaal verschillende roodtinten te gebruiken. Het rode papier mag in kleine stukjes worden gescheurd en op de muts van Roodkapje worden geplakt. 

Mandje met koekjes naar oma

Op een dag wil Roodkapje weer in het bos gaan spelen. Maar moeder zegt ‘Oma is ziek! Wil jij wat koekjes naar oma brengen?’ Roodkapje vindt het heel leuk om door het bos te wandelen en bij oma op visite gaan. Het huis van oma staat middenin het bos. Samen met mama bakt Roodkapje lekkere koekjes. Mama stopt ze in een mandje en legt er een theedoek over. Roodkapje trekt haar rode jasje aan en zet haar rode mutsje op.

Gebruik je het Bubo-bord? Dan kun je gebruik maken van de illustraties bij dit sprookje

We bakken koekjes voor oma

Nodig voor ongeveer 20 koekjes

  • 100 gram havermout
  • 85 gram bruine basterdsuiker
  • 90 gram boter
  • 3 gram bakpoeder
  • 30 gram rozijnen

Was de rozijnen en laat ze wellen. Droog de rozijnen goed. Vermeng havermout, suiker, boter en bakpoeder met elkaar. Kneed er de rozijnen door. Vet de bakplaat in en leg er kleine bergjes deeg op (van ongeveer 1-2 cm doorsnee). Druk de bergjes deeg met de achterzijde van een lepel een beetje plat. Bak de koekjes 15 minuten lang op 170 graden.

We spelen Roodkapje

Laat een kind ‘Roodkapje’ spelen en een ander kind ‘moeder’. De moeder vraagt aan Roodkapje ‘Wil je koekjes naar oma brengen? Want oma is een beetje ziek’. Roodkapje zegt ‘Dat vind ik heel leuk! Gaan we dan koekjes bakken?’
Laat de kinderen zoveel mogelijk hun gang gaan in hun spel. Je kunt bijvoorbeeld een rode sjaal of doek om het hoofd van ‘Roodkapje’ binden. Een mandje klaarzetten waar je wat (speelgoed) koekjes in kan stoppen, enz.

‘Je moet wel op de bospaden blijven lopen Roodkapje!’ zegt moeder. ‘Ja hoor’, zegt Roodkapje, ‘dat zal ik doen.’ Roodkapje gaat op weg met haar rode jas aan en haar rode muts op. Het mandje met koekjes houdt ze stevig vast. Opeens hoort ze geritsel in het bos. Dat is vast een konijntje of een eekhoorn, denkt Roodkapje. Ze loopt vrolijk verder. Maar dan hoort ze weer geritsel en een beetje gegrom. Roodkapje schrikt wel als ze ineens een wolf tevoorschijn ziet komen. ‘Dag meneer Wolf’, zegt Roodkapje. ‘Dag meisje’, zegt de wolf, ‘wat doe jij hier middenin het bos?’ Roodkapje vertelt de wolf dat ze koekjes naar haar zieke oma gaat brengen. De wolf likt met z’n tong om z’n bek en denkt ‘ik zou die lekkere koekjes ook wel willen opeten’.

Roodkapje schrikt van de wolf

Nodig:

Vouw het gekleurde papier in de breedte 1 x dubbel en leg het daarna weer open. Vouw nu de twee zijkanten naar binnen. Knip de wolf en Roodkapje uit. Knip de bomen uit (je kunt de boom natuurlijk ook zelf uit groen papier knippen). Laat de kinderen op de voorkant van het papier, de bomen en Roodkapje plakken en middenin (achter de zijflappen) de wolf. Vertel dat Roodkapje door het bos loopt, wat geritsel hoort en ineens de wolf achter de bomen ziet (klap de zijflappen van het papier open).

‘Weet je wat oma’s ook heel leuk vinden?’ zegt de wolf met een heel lief stemmetje. Roodkapje denkt goed na en zegt ‘een mooie tekening?’ ‘Nee, nee, nee’, zegt de wolf. ‘Oma’s vinden bloemen erg leuk. En in het bos staan veel bloemen. Pluk maar een grote bos bloemen voor jouw oma, daar wordt ze vast erg blij van!’ Dat vindt Roodkapje een heel leuk plan en ze loopt direct dieper het bos in om bloemen te zoeken. Ondertussen rent de wolf naar het huis van oma. Hij klopt op de deur van het huis. Dan hoort hij oma zeggen: ‘Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open’. Als hij binnenkomt, schrikt oma zich een hoedje. Ze springt uit haar bed en rent naar buiten. De wolf trekt een nachthemd van oma aan en zet een muts van oma op z’n hoofd. Dan klimt hij in het bed van oma. Net op tijd, want daar hoort hij geklopt op de deur van oma’s huis. De wolf zegt ‘Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open’. Roodkapje stapt naar binnen. In haar ene hand heeft ze het mandje met koekjes en in haar andere hand een mooie bos bloemen.

Een mandje met bloemen voor oma

Nodig:

  • Saté prikkers
  • Vouwblaadjes
  • Plakband
  • Eventueel kleurpotloden
  • Kartonnen bekers
  • Pijpenragers

Knip uit de vouwblaadjes allerlei vormen bloemblaadjes. Laat de kinderen de bloemblaadjes willekeurig op elkaar plakken. Plak met een plakbadje de bloemen op de saté prikker. Maak gerust veel bloemen om ze later in het vaasje te stoppen. Knip de kartonnen beker in aan de rand. Vouw de randen om en perforeer aan weerszijden. Steek de uiteinden van een pijpenrager door de gaatjes. Dit is het hengsel van de bloemenmand.

Roodkapje kijkt eens goed naar oma in het bed. ‘Oma, wat ziet u er gek uit. Bent u erg ziek?’ De wolf zegt met een zielig, oud stemmetje ‘Ja Roodkapje, oma is erg ziek’. ‘Maar oma, wat hebt u grote ogen!’ ‘Dan kan ik je beter zien’, zegt de wolf. ‘En wat hebt u grote oren!’, zegt Roodkapje. De wolf zegt ‘Dan kan ik je beter horen’. Ondertussen is oma om haar huisje heengelopen en kijkt door het raam naar binnen. Wat schrikt ze als ze de stoute wolf in haar bed ziet liggen en Roodkapje die bij het bed staat. Ze pakt een grote tak uit het bos en sluipt heel zachtjes naar binnen. Roodkapje vraagt aan de wolf ‘Oma, wat hebt u een grote mond!’ De wolf springt uit bed en roept ‘Daarmee kan ik alle lekkere koekjes opeten!’ Maar dan staat oma ineens in de kamer en geeft de wolf een harde klap op z’n billen. De wolf schreeuwt van de pijn en loopt zo snel hij kan naar buiten, het bos in. Wat is Roodkapje geschrokken en wat is ze blij dat oma net op tijd binnen kwam. Oma zet snel een kopje thee en samen eten ze de heerlijke koekjes die moeder en Roodkapje hebben gebakken.
Roodkapje en oma leven nog lang en gelukkig.

Week 2 De prinses op de erwt

Er was eens een prinsesje. Alleen wist niemand dat het een prinsesje was. Niemand wist waar ze vandaan kwam of waar ze naartoe ging. Het meisje was verdwaald. Ze wist niet meer hoe ze naar haar eigen kasteel moest lopen waar haar vader, de koning en haar moeder, de koningin woonden. En dat was heel erg verdrietig.

Praat met de kinderen over verdwaald zijn, heimwee of andere dingen waar je verdrietig van wordt.

Illustraties sprookje

Gebruik je het Bubo-bord? Print dan de afbeeldingen, lamineer en knip ze uit. Plak er een klittenbandje achter en gebruik ze in je verhaal.

Kasteel en prinses

Haardvuur

Koning, koningin en prinses

prins en prinses

Het prinsesje liep door de velden, door de bossen en langs rivieren. Ze werd heel erg moe van al dat lopen. En toen begon het te regenen. Het regende niet een klein beetje, nee, het regende heel hard. En natuurlijk had het prinsesje geen paraplu meegenomen. Ook geen regenjas of regenlaarzen. Eerst werd haar haar nat, toen haar jurk en toen haar schoenen. En omdat ze helemaal nat was, werd ze ook koud. ‘bibber, bibber’, zei het prinsesje ‘wat ben ik toch moe en nat en koud. Kon ik maar ergens schuilen’.

Liedje 'Regendruppels'

Regendruppels, regendruppels vallen neer. ‘k Steek m’n paraplu omhoog. Jongens, jongens, jongens, jongens wat een weer. ‘k Steek m’n paraplu omhoog. Want dan blijf ik, ja dan blijf ik lekker droog!

Het prinsesje liep verder. In de verte zag ze ineens een kasteel. Een groot bruin kasteel met twee hoge torens. Het leek wel een beetje op het kasteel van haar papa en mama. Zo snel ze kon, liep het prinsesje ernaartoe. Ze klopte op de grote kasteeldeur. ‘BOEM, BOEM, BOEM’. Ze hoorde voetstappen dichterbij komen. De deur ging open en wie stond daar? De koning! In z’n mooie pak en met een kroon op z’n hoofd. ‘Wie ben jij?’ vroeg de koning. ‘Ik ben een prinses’, zei het prinsesje.

We maken een kasteel

Nodig per kind:

  • Stevig A-4 papier
  • 2 w.c. rolletjes (of keukenpapierrolletjes)
  • Schaar
  • Lijm
  • Tekenspullen of verfspullen

Knip het w.c. rolletje in de lengte aan beide zijden door. Knip de bovenkant van het rolletje om de centimeter in. Verwijder daarna elke tweede knip (zie afbeelding).

Lijm deze twee torens aan weerszijden van een stevig A-4 papier. Teken een muur tussen de torens en kleur het verder mooi in.

De koning kon niet geloven dat dit natte, koude meisje een echte prinses was. Maar hij kreeg medelijden met haar en ze mocht binnenkomen. De koningin hoorde dat er iemand in het kasteel was gekomen en kwam kijken. De koning fluisterde tegen de koningin: ‘Ze zegt dat ze een prinses is…’.

Waarom geloofde de koning niet dat het meisje een prinses was? Hoe ziet een prinses eruit?

Toen zei de koningin tegen de koning: ‘we komen er wel achter of dit meisje een prinses is’. Snel liep ze naar de knecht en zei tegen hem dat hij een logeerbed moest klaarmaken voor dit meisje. ‘Je moet 10 matrassen in het bed leggen en onderin het bed leg je een erwt’. De knecht snapte er niets van. Waarom moest hij een erwt onder de matrassen leggen?

Bouw het bed voor de prinses.

Nodig:

  • 10 verschillende kleuren papier
  • Tekenspullen of verf met kwasten
  • Theedoosje of ander klein doosje
  • Erwten
  • Afbeelding van het prinsesje

Versier de verschillende kleuren papier met je potloden of verf. Vraag de juf of gastouder om op elk matras een cijfer te zetten van 1 tot 10. Of misschien kun je zelf al een paar cijfers schrijven? Versier het theedoosje en zorg ervoor dat de papieren matrassen er goed inpassen. Leg onderin het doosje een droge erwt en leg de matrassen erop. Kleur het prinsesje, knip haar uit en leg haar op de matrassen.

De koningin vertelde dat prinsessen een hele zachte rug hebben. Als ze niet op een heel zacht, dik matras liggen, kunnen ze niet goed slapen. Dan krijgen ze pijn in de rug. Dus als dit meisje een echte prinses is, zal ze die erwt onderin haar bed vast kunnen voelen. Ze zal niet lekker kunnen slapen. De knecht maakte het bed klaar. Eerst legde hij een erwt onderin het bed en daarop stapelde hij 10 matrassen.

Stapel de matrassen op elkaar

Gebruik je het Bubo-bord? Knip dan van gekleurd klittenband stroken. Laat de kinderen de stroken klittenband opstapelen op het Bubo-bord. Dit zijn de matrassen. De prinses mag op het bovenste matras geplakt worden.

Voel jij de erwt?

Pak een kleine steen of een blokje hout of duplo. Leg de steen op de grond en stapel er een aantal kussens op. Laat de kinderen er één voor één op gaan zitten en vraag of ze de steen kunnen voelen. Waarmee kun je allemaal voelen? (handen, mond, voeten, billen, enz.)

Toen de prinses weer warm en droog was en ze een paar lekkere pannenkoeken had gegeten in de keuken, ging ze naar bed. ‘Wat een hoog bed!’ dacht de prinses. Ze klom naar boven en ging bovenop de 10 matrassen liggen. ‘Heerlijk, nu kan ik eindelijk slapen’ zei de prinses. Ze trok de deken over zich heen en deed haar ogen dicht. Ze was zo vreselijk moe.

We weven een deken voor het bed van de prinses

Nodig:

  • Stevig papier of karton
  • Stroken gekleurd papier

Snij in het stevige papier 3 of 4 sneden in de lengte. Laat de kinderen met de stroken papier het ingesneden papier weven (zie afbeelding).

De volgende morgen kwam de prinses in de eetkamer waar de koning en koningin samen met de prins zaten te ontbijten. De prinses keek erg verdrietig. De koningin vroeg ‘Wat is er aan de hand meisje?’. De prinses vertelde dat ze helemaal niet fijn had geslapen. Ze zei ‘Er lag iets hards onder in het bed, ik kreeg zo’n pijn in m’n rug. Het spijt me’. De koningin begon te lachen en zei ‘Daar ben ik erg blij om!’. De koning, prins en prinses keken haar verbaasd aan. ‘Nu weet ik dat je een echte prinses bent!’ zei de koningin. ‘Alleen echte prinsessen hebben zo’n zachte rug dat ze door 10 matrassen een erwt kunnen voelen’. De prins was ook erg blij! Er zat dus een echte prinses bij hem aan tafel. ‘Wil je met me trouwen?’ vroeg de prins. Daar hoefde de prinses niet lang over na te denken. ‘Ja, graag!’ zei ze. De prins stuurde trouwkaarten door het hele land. Ook de vader en moeder van de verdwaalde prinses kregen een trouwkaart. Wat waren ze blij dat hun dochter, de prinses, gevonden was en zou trouwen met de prins. Ze kwamen naar het kasteel van de prins om de bruiloft te vieren. Iedereen was blij en de prins en prinses leefden nog lang en gelukkig.

De bruiloft

Teken met alle kinderen samen de bruiloftszaal. Teken en kleur bloemen, ballonnen, taart, de prins en de prinses.

Week 3 Jaap en de bonenstaak

Er was eens een jongetje dat Jaap heette. Het jongetje woonde samen met z’n moeder in een klein huisje.  Jaap en z’n moeder waren heel erg arm. Ze hadden zo weinig geld dat ze niet genoeg eten konden kopen. Soms had Jaap honger. Maar gelukkig hadden ze ook een koe. De koe werd elke dag gemolken en dan dronken Jaap en z’n moeder een lekker glas melk. De melk die overbleef moest verkocht worden.

Het is leuk om voorafgaand aan dit sprookje een echte boon in de grond te poten (of op natte watten op een schoteltje te leggen). De kinderen kunnen zien hoe de boon opengaat en er een worteltje en een kleine groene scheut gaat groeien. 

Gebruik je het Bubo-bord? Dan kun je hier serie 1 van de illustraties downloaden en hier serie 2. Je kunt de afbeeldingen natuurlijk ook aan de kinderen laten zien als je het verhaal vertelt. 

Toen het herfst werd en het gras niet meer zo snel groeide, had de koe niet genoeg te eten. Moeder had geen geld om eten voor de koe te kopen en daarom moest Jaap de koe verkopen op de markt. Jaap was erg verdrietig, want de koe was heel lief en gaf lekkere melk. Als Jaap met de koe op weg gaat naar de markt, komt hij een oude man tegen. De oude man zegt heel vriendelijk ‘Dag Jaap, hoe gaat het met je?’ Dat is vreemd. Die oude man weet hoe Jaap heet terwijl Jaap hem nog nooit gezien heeft. Jaap vertelt dat hij de koe moet verkopen, omdat ze geen geld hebben om eten voor de koe te kopen. ‘Ik heb een goed plan!’ zegt de oude man. ‘Als je mij de koe geeft, krijg je van mij een zakje met wonderbonen’. Jaaps ogen beginnen te glimmen. ‘Wonderbonen?’ zegt Jaap, ‘die wil ik graag hebben’. Zo gezegd zo gedaan. De oude man neemt de koe mee en Jaap neemt de zak met bonen mee naar huis.

Een zak vol bonen
  • Print de afbeelding zakken en bonen
  • Schaar
  • Lijm (en lijmkwastje)

 

Knip de bonen uit. Laat de kinderen zoveel mogelijk bonen op de zak plakken. De bonen mogen er niet uit vallen! Probeer daarna het aantal bonen te tellen.

Als Jaap thuiskomt met de zak wonderbonen, wordt z’n moeder boos. ‘Waarom heb je de koe weggegeven? Nu hebben we nog steeds geen geld om eten te kopen’. Jaaps moeder gooit de bonen weg in de tuin.

Als Jaap de volgende morgen wakker wordt, is er uit één van de bonen een hele grote bonenstaak gegroeid. De staak is zo hoog, dat het topje ervan in de wolken steekt. Jaap rent naar buiten en klimt in de bonenstaak. Hij klimt hoger en hoger totdat hij boven de wolken komt.

Bouw een bonenstaak

Nodig:

  • klittenband
  • blaadjes
  • Afbeelding van Jaap

 Knip de blaadjes uit en plak er zelfklevend kittenband achter. Laat de kinderen van (groen) klittenband een hele hoge bonenstaak plakken op de buik van Bubo. Laat ze ook de blaadjes rondom de bonenstaak plakken. De kinderen mogen nu Jaap van het ene blaadje naar het andere blaadje laten springen.

Daar ziet hij een hele grote reus. De reus zingt een liedje: ‘"Ting-tang-tongetje, ik ruik een sappig jongetje! Ik zal hem pakken als ik kan, ik en stop hem in een kooitje dan!" De reus ziet er helemaal niet aardig uit…. Hij wil Jaap pakken. Gauw verstopt Jaap zich achter de struiken. Hij wacht tot de reus weer in zijn grote kasteel naar binnen is gegaan en dan komt hij tevoorschijn. Hij kijkt door de ramen van het huis en ziet dat de reus diep in slaap is. In een hoekje van de kamer staat een kooi. In die kooi zit een kip. De kip kijkt erg verdrietig. Naast het kooitje staat een mand en in die mand zitten…. gouden eieren! ‘Deze kip kan gouden eieren leggen’, denkt Jaap. En dat klopt! Jaap bedenkt zich geen moment. Hij sluipt naar binnen, maakt het kooitje open en pakt de kip. Z’n broekzakken stopt hij vol met gouden eieren.

De slapende reus

Nodig:

mandje met (kunst)eieren.

Een van de kinderen speelt de reus. De reus is diep in slaap en heeft natuurlijk z’n ogen dicht. Vlakbij de reus liggen in een mandje de gouden eieren. De andere kinderen mogen om de beurt proberen een ei uit het mandje te pakken zonder dat de reus wakker wordt. Maar pas op! De reus kan ineens opspringen en een kind vangen.

Maar dan laat Jaap per ongeluk 1 gouden ei vallen. ‘O nee’, denkt Jaap ‘straks wordt de reus wakker!’ En ja hoor, de reus doet z’n ogen open en kijkt naar het lege kooitje. Dan kijkt hij door het raam naar buiten en ziet Jaap rennen. Onder zijn arm zit de kip geklemd die gouden eieren kan leggen. De reus rent naar buiten achter Jaap aan. En omdat de reus veel grotere benen heeft dan Jaap, komt hij al snel dichterbij. Jaap klautert zo snel hij kan langs de bonenstaak weer naar beneden. Maar de reus komt hem achterna. Wat is Jaap bang! Als hij weer op de grond staat, pakt Jaap gauw een bijl en hakt de bonenstaak om. De reus kan niet verder naar beneden klauteren. Gelukkig!

Wie kan het ei naar de overkant brengen?

De kinderen lopen een parcours – dit kan heel eenvoudig zijn – terwijl ze op een lepel een ei hebben liggen. Probeer het ei heel aan het einde van het parcours te krijgen.

Dan komt moeder naar buiten. ‘Waar ben je geweest Jaap?, vraagt ze ‘ik was zo ongerust’. Jaap vertelt het hele verhaal van de bonenstaak, de reus en de kip die gouden eieren legt. ‘We hoeven nooit meer arm te zijn mam’ zegt Jaap. ‘We kunnen elke dag een gouden ei verkopen die de kip heeft gelegd en met het geld kunnen we heel veel eten kopen en ook een nieuwe koe!’ Jaap en zijn moeder zijn heel erg blij. En ze leefden nog lang en gelukkig.

Week 4 De wolf en de drie kleine biggetjes

Er waren eens 3 kleine biggetjes. Ze woonden bij hun papa en mama in het grote varkenshuis op de boerderij. De biggetjes hadden altijd heel veel plezier. Ze speelden verstoppertje of maakten muziek. Ook namen ze vaak een modderbad en dan gooiden ze modder naar elkaar. Daar gingen ze heel hard om lachen. De biggen groeiden en groeiden totdat ze bijna net zo groot waren als papa en mama Varken. Op een dag bedachten ze een plannetje: ze wilden een eigen varkenshuis, ver weg van hun papa en mama, dan konden ze de hele  dag plezier maken.

Print hier de afbeeldingen voor dit sprookje.

Zoek de boerderijdieren

Je hebt vast wel wat ‘boerderijdieren’ in je voorraad speelgoed. Leg een kartonnen doos op de grond, dit is de ‘boerderij’. Laat een paar kinderen de dieren verstoppen in de kamer. De andere kinderen draaien zich ondertussen om en mogen natuurlijk niet kijken waar de dieren worden verstopt. Als de verstopkinderen roepen ‘Klaar!’ mogen de andere kinderen zo snel mogelijk de boerderijdieren gaan zoeken en in de ‘boerderij leggen.

De biggen vertelden aan papa en mama Varken wat hun plan was. Papa en mama vonden het een heel goed idee. ‘Jullie zijn al zo groot gegroeid. Jullie passen bijna niet meer in jullie varkensbedjes. En jullie zijn zo flink en dapper! Ga maar op reis en veel plezier met elkaar!’ Mama varken maakte eten klaar voor onderweg en ze gaf hen allemaal een dikke kus. Samen met papa Varken zwaaiden ze de drie biggen uit. Wat hadden de biggen een plezier! Ze dansten en zongen liedjes. De zon scheen en de vogels zongen met hen mee. ’s Avonds maakten ze een vuurtje om lekker warm te blijven en een lichtje te hebben. De biggen waren heel gelukkig. De dagen gingen voorbij en het werd steeds een beetje kouder. De zomer ging voorbij en de herfst kwam. Soms regende het en dan werden de varkens nat en koud. De grootste big had een goed idee. ‘Zullen we alle drie een varkenshuis gaan bouwen? Dan wonen we in ons eigen huisje en kunnen we gezellig bij elkaar op visite’. Dat leek de andere varkens ook een goed idee. Maar de twee jongste biggen wilden niet heel hard en lang gaan werken. Ze waren een beetje lui. Eigenlijk wilden ze alleen maar spelen en plezier maken. Daarom zocht het ene biggetje wat stro om een huisje van te bouwen en het andere biggetje zocht wat takken om een huisje van te bouwen. Ze waren al heel snel klaar. En de huisjes zagen er gezellig uit! Samen liepen ze naar hun broer om te vragen of hij wilde komen spelen. Maar het derde biggetje was zo druk aan het werk! Hij maakte van stenen een heel stevig huis. 'Ik ben nog lang niet klaar!’ riep hij naar zijn broertjes, ‘Gaan jullie maar vast spelen, ik kom later.’ Zo gezegd zo gedaan. De twee jongste biggen gingen vrolijk spelen en de oudste big ging door met het bouwen van zijn stenen huis.

We maken een huis voor elke big

Nodig:

Vertel het verhaal van de drie biggen die elk een huisje gingen bouwen. Laat de kinderen 1 huisje beplakken met stro, 1 huisje met houten latten en 1 huisje met stenen. Daarna mag de tekening mooi gekleurd worden.

Als je een Bubo-bord hebt: je kunt op het Bubo-bord drie huisjes van klittenband maken en de kinderen die laten beplakken met de afbeeldingen van het stro, het hout en de stenen. Passen en meten

Toen het donker werd, was het stenen huisje van de oudste big ook helemaal klaar. Alle biggen gingen lekker slapen. Het begon nog maar net licht te worden en de haan kraaide dat er een nieuwe dag was begonnen. Ineens werd er heel hard op het deurtje van het strohuisje geklopt. ‘Doe de deur open!’ riep een harde stem. Het varkentje in het strohuisje begon te bibberen van schrik. ‘Wie is daar?’ vroeg hij met een bibberstemmetje. ‘Ik ben de wolf en ik ga je opeten!’ riep de stem. Het biggetje deed de deur natuurlijk niet open. De wolf begon heel hard te blazen en het stro van het huis waaide weg. Het jongste biggetje had geen huis meer en de wolf wilde hem opeten. Zo snel hij kon, rende hij naar zijn broertje in het houten huisje. ‘Broertje, broertje, laat me erin!’ schreeuwde het biggetje, ‘de wolf wil me opeten!’. Snel deed het tweede biggetje de deur van zijn huisje open en liet zijn broertje binnen. Net op tijd! Want daar kwam de wolf aangerend en bonsde op de deur van het houten huis. ‘Laat me erin!’ schreeuwde de wolf. Dat deden de biggetje natuurlijk niet. Maar toen ging de wolf heel hard blazen en hij blies zomaar het houten huisje ondersteboven. Daar stonden de biggetjes. Ze hadden geen huisje meer en de wolf wilde hen opeten. Zo snel ze konden renden ze naar het huisje van hun grote broer. ‘Grote broer, grote broer, laat ons erin!’ schreeuwden de biggetjes. Snel deed het oudste biggetje de deur open en liet zijn broertjes naar binnen. Net op tijd, want daar kwam de wolf al aangerend.

Spel ‘hoe hard moet je blazen?’

Nodig:

  • Ventilator 
  • klein, licht speelgoed of boekjes

Zet op de tafel een dun boekje en zet dan de ventilator ervoor op de hoogste stand. Kijk of de ventilator het boekje kan wegblazen. Lukt dat? Probeer dan een iets dikker boekje of ander speelgoed en kijk of de ventilator dat ook kan wegblazen.

De drie biggetjes zaten veilig in het stenen huis. De wolf ging heel hard blazen, maar het huisje van steen kon hij niet omver blazen. ‘Gelukkig!’, riepen de biggetjes, ‘de wolf kan ons niet opeten’. Maar daarin vergisten ze zich. Want de wolf had een heel slim plannetje bedacht: hij klom bovenop het dak van het stenen huis en wilde door de schoorsteen naar beneden klimmen. De biggetjes hoorden voetstappen van de wolf op het dak, ‘stap, stap, stap’. ‘Help!!’ riepen de jongste biggetjes, de wolf gaat ons toch opeten!’. Maar het oudste biggetje was ook het slimste en dapperste. Hij maakte een groot vuur in de kachel. En terwijl de wolf naar beneden zakte in de schoorsteen, kropen de vlammen van het vuur omhoog de schoorsteen in. Eerst verbrandde de wolf z’n staart en toen z’n poten. Toen begon de wolf te schreeuwen ‘ik verbrandt, help!!’. Maar de biggetjes gingen hem niet helpen. De wolf klom zo snel hij kon weer naar boven in de schoorsteen, klom van het dak af en rende het bos is. En de biggetjes hebben de wolf nooit meer gezien en ze leefden nog lang en gelukkig met z’n drieën in het stenen huis.

Drie kleine biggen

Print het A-4 papier met de biggen

Spel 1: Laat de kinderen telkens een cirkel om 3 biggen tekenen. Goed tellen: 1, 2, 3! 

Spel 2: Knip de biggen uit en zet ze in de goede volgorde: van klein naar groot of van groot naar klein.

Daarna kunnen de kinderen proberen om alle biggen in het huis op de buik van Bubo te plakken. Maak van klittenband een vierkant op het Bubo-bord en probeer of alle varkens erin passen.

Scroll naar boven